Temperatuur.
Wijn dient koel bewaard te worden. Als wijn te warm bewaard wordt of wordt blootgesteld aan (zon)licht gaat de kwaliteit snel achteruit. Bij het langdurig bewaren van wijn bij temperaturen boven 16° Celsius, kunnen er zich bacteriologische processen ontwikkelen die de wijn versneld doen omgaan. Hoe lager de temperatuur hoe langzamer de ontwikkeling. Temperatuurschommelingen moeten dus vermeden worden. Een constante temperatuur tussen 10° en 15°C is goed; 12°C is ideaal.
Vochtigheid.
Bij normale ligging ( horizontaal ) wordt de kurk van binnenuit vochtig gehouden door de wijn. Als de luchtvochtigheid buiten de fles te laag is droogt de kurk uit en verliest zijn flexibiliteit. Dan bestaat de kans dat op enig moment zuurstof binnendringt waardoor de wijn wordt aangetast. Een relatieve luchtvochtigheid tussen vijfenvijftig en vijfenzeventig procent is ideaal.
Trillingen.
Wijn dient zo goed als 'trillingsvrij' te worden bewaard.Wijn die constant in beweging is rust niet. En rust is belangrijk voor een gelijkmatige ontwikkeling. Vooral oude wijnen zijn gevoelig voor trillingen.
Licht.
Zon en ultraviolet licht beïnvloeden de kleur van de wijn. Wijn moet in het donker bewaard worden.
Vreemde geuren.
Wijn is gevoelig voor vreemde geuren die door de kurk dringen, de smaak verandert en vaak niet ten goede. Alle stoffen die sterk en penetrant ruiken moeten vermeden worden. Niet alleen chemische luchtjes maar ook sterk geurende groenten en kruiden.
De bovengenoemde ideale omstandigheden worden vaak alleen bereikt in 'ouderwetse' kelders. Met de huidige (nieuw)bouw zijn er steeds minder huizen met een dergelijke voorziening. Voor deze onfortuinlijke huiseigenaren is er een alternatieve oplossing: De Klimaatkast!
Dit soort kasten zijn (o.a.) te koop bij:
|